Oudaenstraat
MARCUS MELIONO
3 december 1910 (Amsterdam) - 20 maart 1943 (Sobibor)
OUDAENSTRAAT 15
Marcus Meliono werd in Amsterdam geboren, werkte eerst als diamantslijper en daarna als koopman in stoffen en linten op de markt in de Dapperstraat. De standplaats nam hij van zijn vader over toen deze overleed. Op 8 mei 1940 trouwde hij met Margaretha Cauveren. Ze gingen wonen in de Oudaenstraat 15 in Haarlem. Op 9 mei 1941 werd daar hun dochter Jetje geboren.
Blijkens een opsporingsbevel van de Haarlemse politie van december 1942 waren Marcus en zijn gezin ondergedoken. Marcus zat samen met zijn vrouw Margaretha in Rotterdam. Hun dochter lieten ze augustus 1942 op een adres in Den Haag onderduiken.
Marcus en Margaretha werden in 1943 verraden en gearresteerd. Marcus verbleef vervolgens van 6 tot 13 februari in het huis van Bewaring in Rotterdam en werd van daaruit gedeporteerd naar Westerbork. Op 17 maart 1943 werd hij samen met zijn vrouw op transport gesteld naar Sobibor, waar beiden meteen na aankomst zijn vermoord. Hun dochtertje is in maart 1944 verraden en naar Westerbork gedeporteerd. Daar is zij samen met andere weeskinderen (groep ‘onbekende kinderen’) op 13 september op transport gezet naar Bergen Belsen en Theresienstadt. Daar werd zij in mei 1945 bevrijd, waarna ze terugkeerde naar Nederland.
Deportatie uit Westerbork op 17 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 20 maart 1943.
Hij werd 32 jaar.
MARGARETHA FREDERIKA MELIONO-CAUVEREN
8 januari 1914 (Amsterdam) - 20 maart 1943 (Sobibor)
OUDAENSTRAAT 15
Margaretha Frederika Cauveren werd in Amsterdam (Watergraafsmeer) geboren. Na het overlijden van haar vader hertrouwde haar moeder. In 1930 verhuisde het gezin naar Den Haag, waar haar vader als koopman werkte. Later werkte zij als naaister in Laren, waarschijnlijk bij het bedrijf van haar oom. Op 25 april 1940 trouwde zij met Marcus Meliono, die werkte als marktkoopman in stoffen en linten. Samen gingen ze wonen in de Oudaenstraat 15 in Haarlem. Op 9 mei 1941 werd daar hun dochter Jetje geboren.
Blijkens een opsporingsbevel van de Haarlemse politie van december 1942 dook het gezin in 1942 onder. Margaretha zat samen met Marcus in Rotterdam. Hun dochter hebben ze op een adres in Den Haag laten onderduiken.
In 1943 werd Margaretha samen met haar man verraden en gearresteerd. Ze werden gedeporteerd naar Westerbork. Op 17 maart zijn zij vanuit Westerbork op transport gesteld naar Sobibor, waar beiden meteen na aankomst zijn vermoord. Hun dochtertje is in 1944 verraden en naar Westerbork gedeporteerd. Daar is zij samen met andere weeskinderen (groep ‘onbekende kinderen’) op 13 september 1944 op transport gezet naar Bergen Belsen en Theresienstadt. Zij heeft de oorlog overleefd.
Deportatie uit Westerbork op 17 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 20 maart 1943.
Zij werd 29 jaar.