Verspronckweg
MARIE HERMINE DRILSMA
21 februari 1894 (Amsterdam) – 12 februari 1943 (Auschwitz)
VERSPRONCKWEG 72
Marie Hermine Drilsma werd aan de Ruyschstraat in Amsterdam geboren, negen maanden na het huwelijk van haar ouders Herman Drilsma en Josephine Hartog. Na enkele verhuizingen binnen Amsterdam en een faillissement van haar vader, die agent voor buitenlandse kledinghuizen was, verhuisde het gezin in 1909 naar de Langendijkstraat in Haarlem. Toen waren inmiddels haar broers Paul en Herbert geboren. Binnen Haarlem woonde het gezin later op de Kleverlaan en vanaf mei 1933 aan de Verspronckweg.
De familie Drilsma was opvallend muzikaal. Vader Herman was een begaafd violist en medeoprichter van een orkest. Oom Arnold was vioolleraar en componist, en eerste violist van het Concertgebouw Orkest in Amsterdam. Een andere oom, Bertrand, speelde hierin cello. Maries moeder Josephine was concertpianiste en zong. Maries ouders overleden kort na elkaar in april en juni 1940, waarna Marie en haar broer Herbert samen in het huis aan de Verspronckweg bleven wonen. Herbert had daar ook zijn advocatenkantoor. Marie werkte in die tijd als secretaresse bij dr. C. (Cees) Spoelder, die van 1919 tot zijn pensionering eind 1950 rector van het Stedelijk Gymnasium was.
Nadat Herbert en negen anderen op 2 februari 1943 in Overveen waren gefusilleerd, werden hun gezinsleden – ook Marie – opgehaald en via Westerbork naar Auschwitz gestuurd. Op 8 februari stuurde Marie een kaartje naar de verloofde van haar broer met de woorden: “Lieve Ali, even een paar hart.groeten. Wees flink, ik ook, tot ziens, vele kussen, zorg goed voor alles, Marie”. Vier dagen later werd Marie in Auschwitz vergast.
Zij had naast Herbert nog een broer Paul Joseph, geboren in 1894. Deze woonde bij het begin van de oorlog met zijn gezin in Voorburg, en is op of voor 31 juli 1944 vermoord, ergens in Midden-Europa. Zijn vrouw en zoon overleefden de oorlog.
Deportatie uit Westerbork op 9 februari 1943.
Vermoord in Auschwitz op 12 februari 1943.
Marie werd 48 jaar.
HERBERT OTTO DRILSMA
2 augustus 1906 (Amsterdam) – 2 februari 1943 (Overveen)
VERSPRONCKWEG 72
Herbert Otto Drilsma werd als derde en jongste kind van Herman Drilsma en Josephine Hartog geboren aan de Binnen Amstel (tegenwoordig Amstel) op nummer 240. In 1909 verhuisde het gezin naar Haarlem, waar Herbert het Stedelijk Gymnasium volgde. Daarna studeerde hij rechten aan de Universiteit van Amsterdam, en haalde daar als 21-jarige op 18 mei 1928 zijn meestertitel. Herbert vestigde zich vervolgens als advocaat en procureur in zijn kantoor in het ouderlijk huis, vanaf 1933 aan de Verspronckweg. Hij ontpopte zich als een sociaal advocaat gespecialiseerd in arbeidswetgeving. Talloze arbeiders hebben geprofiteerd van zijn grote kennis en ervaring op het gebied van arbeidsrecht, zei zijn vriend en opvolger Jack Verlooy. Van 1932 tot 1941 was hij tevens juridisch adviseur van de federatie van woningbouwverenigingen voor Haarlem.
Hij werd lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in Haarlem, en kandidaat zowel voor de gemeenteraad als voor Provinciale Staten van Noord-Holland. Hij werd gemeenteraadslid in 1935. De SDAP was toen met 14 fractieleden de grootste raadsfractie. Herbert was ook lid van verschillende muzikale en culturele commissies. Bij het Instituut voor Arbeidersontwikkeling gaf hij les in staatsinrichting. Hij ontmoette daar Ali als een van zijn leerlingen. Alida Gerarda Nieuwveen was in 1912 geboren in een arbeidersmilieu in de Leidse buurt, bekend als ‘rooie’ buurt, en werd op haar achttiende lid van de SDAP. Herbert en Ali moeten elkaar gevonden hebben in hun maatschappelijke en politieke idealen, hun interesse in cultuur en hun behoefte om van het leven, reizen en de natuur te genieten. Over Herbert en Ali (links op de foto) schreef Wim de Wagt in 2008 het boek Blijf ik geen mens? - Herbert Drilsma en Ali Nieuwveen, een liefde in de schaduw van de oorlog.
In november 1940 verbood de bezetter Joden om zitting te hebben in de gemeenteraad. Ook Herberts vakbondswerk werd gaandeweg verboden. Nu hij die functies niet meer mocht uitoefenen, verdiepte hij zich in het Jodendom en trad hij toe tot de in mei 1941 ingestelde Joodse Raad van Haarlem. Na de moord op een Duitse militair op de Korte Verspronckweg op 30 januari 1943 werd Herbert met zijn medeleden van de Joodse Raad (Barend Chapon en rabbijn Philip Frank) gearresteerd en op de vroege ochtend van 2 februari 1943 met hen en met zeven communisten in deduinen bij Overveen als represaille gefusilleerd.
Gearresteerd in de nacht van 31 januari op 1 februari 1943.
Vermoord in Overveen op 2 februari 1943.
Herbert werd 36 jaar.
Bron Familiekroniek Heerma van Voss, deel 7b
ETTY HEERMA VAN VOSS
16 juni 1931 (Amsterdam) – 16 april 1943 (Sobibor)
VERSPRONCKWEG 195
Etty werd in Amsterdam geboren als Etty Noach, dochter van Theodora Noach (1904-1943) die verpleegster was in het Israëlitische Ziekenhuis op de Nieuwe Kerkstraat. Etty’s vader is onbekend gebleven. In februari 1932 gaf Theodora de voogdij over haar baby uit handen en die kwam in 1933 bij de toen nog kinderloze Irmi Stein en haar man Cas Heerma van Voss, ontvanger der Domeinen in Assen. In 1935 vestigde dit gezin zich in Haarlem, op Brederodestraat 26 zoals dit adres toen bekend stond. Er was intussen ook een eigen dochter geboren, Inge, die op de foto samen met Etty staat afgebeeld.
Via de Duitse ouders van Irmi kende het gezin de risico’s van het Jood-zijn onder Duits bewind. Ze wisten te regelen dat Etty hun achternaam kreeg, bij Koninklijk Besluit in 1938, en hebben getracht van haar biologische moeder een verklaring te verkrijgen dat de vader niet Joods was – opdat Etty als hooguit half-Joods te boek zou staan. Theodora weigerde echter zo’n verklaring te tekenen. In het schooljaar 1941-1942 mochten Joodse kinderen niet meer samen met andere kinderen naar school. Zo kwam Etty op de Joodse school aan de Zijlweg. In augustus 1942, toen de Jodendeportaties uit Haarlem begonnen waren, achtte het gezin het veiliger Etty onder te brengen in een weeshuis, het Joodse weeshuis Machseh Lajesoumim in Leiden.
Maar dat bleek niet veilig: het werd op 17 maart 1943 door de nazi’s leeggehaald. Alle kinderen gingen naar Westerbork, de meesten binnen een week naar Sobibor. Voor Etty is nog koortsachtig getracht een negatieve verklaring over haar Joodse afkomst en geloof te regelen, maar op 13 april werd ook zij naar Sobibor gedeporteerd, alleen en zonder familie of klasgenootjes. Daar werd zij drie dagen later vergast.
De biologische moeder van Etty was in 1933 getrouwd, met Samuel Vischschraper, en had met hem twee kinderen gekregen. Ook dat gezin is in zijn geheel vermoord in Sobibor, twee maanden na Etty.
Deportatie uit Westerbork op 13 april 1943.
Vermoord in Sobibor op 16 april 1943.
Etty werd 11 jaar.