Generaal Cronjéstraat
MICHEL DE VRIES
24 juni 1891 (Amsterdam) – 12 oktober 1942 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 67
Benjamin Lipman de Vries en Bloeme Speijer waren in 1889 getrouwd. Beiden kwamen uit Harlingen, maar Bloeme woonde al sinds 1876 in Amsterdam, op de Zwanenburgwal. Bloeme was eerder getrouwd geweest, met Joseph Gokkes, van 1883 tot zijn overlijden in 1887. Uit dat eerste huwelijk had zij twee kleine kinderen: Lena en Rebecca Gokkes. Die woonden aanvankelijk bij Bloeme’s ouders op de Dijkstraat 16 in de Nieuwmarktbuurt, maar werden in mei 1890 in haar eigen nieuwe gezin met Benjamin Lipman op Dijkstraat 21 opgenomen. Samen kregen zij vervolgens nog zes kinderen. Daarvan was Michel de Vries in 1891 de tweede.
Bij de keuring voor de militaire dienst in 1909 werd Michel afgekeurd: met 1,53 meter was hij te klein. Op 24 november 1920 trouwde hij in Zaandam met Betje Italiaander. De eerste jaren van hun huwelijk woonden Michel en Betje in Amsterdam. Zij hadden daar een marktvergunning voor de verkoop van garen en manufacturen (of “ongeregeld”, aldus de vergunning) op de Nieuwmarkt en de Westerstraat. In de zomer van 1924 vestigden zij zich in Haarlem, op de Zijlstraat 62, in een groot pand waar nu een boutique-hotel zit. In 1933 verhuisden zij naar de Generaal Cronjéstraat, eerst op nummer 80 en vanaf eind 1935 op nummer 67. Daar hadden zij een winkel in dezelfde branche als destijds hun Amsterdamse marktvergunning.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden Michel en zijn gezin opgepakt en dat weekend naar Westerbork gedeporteerd. Nog diezelfde week werden zij naar Auschwitz gedeporteerd, en daar werden Michel en Betje op 12 oktober vermoord.
In september 1945 liet Michels broer David zich tot bewindvoerder over het vermogen van Michel en Betje benoemen, als “enige bloed- of aanverwant die voor zoover bekend in Nederland aanwezig is”. Dat vermogen was overigens niet groot, aan het eind bleek het 172,50 gulden te zijn. Hij bleek bovendien niet de enige overgebleven verwant: ook zijn broer Eli had de oorlog overleefd.
Deportatie uit Westerbork op 9 oktober 1942.
Vermoord in Auschwitz op 12 oktober 1942.
Hij werd 51 jaar.
BETJE DE VRIES-ITALIAANDER
4 maart 1893 (Amsterdam) – 12 oktober 1942 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 67
Betje was in Amsterdam geboren als oudste kind van Levie Italiaander en Sophia Boot. Zij trouwde op 24 november 1920 in Zaandam met Michel de Vries. Bij hun huwelijk getuigden Betje’s broer Leendert Italiaander en Michels zwager Isaäc Posener (de man van zijn halfzus Rebecca Gokkes).
Betje en Michel woonden nog enkele jaren in Amsterdam, waar zij met manufacturen op de Nieuwmarkt stonden. In 1924 verhuisden zij naar de Zijlstraat in Haarlem, en in 1933 naar de Cronjéstraat, eerst op nummer 80 en vanaf eind 1935 op nummer 67. Op de Cronjéstraat woonde Aaltje Blog (1896-1967) bij hen in. Zij was winkeljuffrouw, en ook Joods, maar overleefde de oorlog. Direct na de arrestatie van het gezin De Vries verhuisde Aaltje naar de President Steijnstraat 5. Daar woonde de familie Walvisch-Blik, die in mei 1943 in Sobibor werd vergast.
Betje is met haar man en zoon op 3 oktober 1942 gedeporteerd naar Westerbork. Het politierapport van Haarlem van 3 oktober – in dat jaar Jom Kippoer – vermeldt, om 03:30 uur in de nacht: “De inspecteurs De Jong en Brauchmann rapporteren dat op last van de SD A’dam door verschillende rechercheurs 19 Joodsche gezinnen (voor zoover aanwezig) ter evacuatie zijn aangehouden.” Vermoedelijk was het gezin De Vries-Italiaander één van de 19 voor dit transport geselecteerde gezinnen. Zij zijn dezelfde week met 1700 anderen uit Westerbork doorgestuurd met de trein naar Auschwitz. Daar werden Michel en Betje direct na aankomst vermoord.
Betjes oude ouders Levie Italiaander en Sophia Boot zijn in maart 1943 in Sobibor vermoord. Ook haar twee broers, Leendert (1896) en Barend (1904), zijn met hun gezinnen in de kampen vermoord.
Deportatie uit Westerbork op 9 oktober 1942.
Vermoord in Auschwitz op 12 oktober 1942.
Zij werd 49 jaar.
BENJAMIN DE VRIES
16 september 1921 (Amsterdam) – 31 januari 1943 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 67
Een klein jaar na het huwelijk van Betje Italiaander en Michel de Vries werd Benjamin geboren, nog voordat zijn ouders naar Haarlem verhuisden. Hij zou hun enige kind blijven. Over de ruim 20 jaar van zijn leven hebben wij nagenoeg geen sporen kunnen vinden – behoudens een bericht uit 1938 over een wielrenwedstrijd voor junioren waarin hij al hardlopend vierde was geworden na een lekke band 500 meter voor de finish.
Zijn leven eindigde onverhoeds als dat van zovelen. Hij werd met zijn ouders in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 van bed gelicht en via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Anders dan zijn ouders werd hij daar niet meteen bij aankomst vermoord. Zijn dood in Auschwitz staat geregistreerd op 31 januari 1943. Gewoonlijk betekent dat dat hij nog enkele maanden onder harde en mensonterende omstandigheden dwangarbeid heeft moeten verrichten in Auschwitz zelf of in één van de fabrieken in de omgeving die hun slaven van Auschwitz betrokken.
Drie nichten van Benjamin (dochters van zijn oom Eli) en twee neven (zoons van zijn oom David) overleefden met hun ouders de oorlog. De meeste nu levende nabestaanden van hen vinden we in het buitenland.
Deportatie uit Westerbork op 9 oktober 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 januari 1943.
Hij werd 21 jaar.
ISAÄC ABRAM
12 augustus 1877 (Amsterdam) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 127
Isaäc Abram werd op 12 augustus 1877 op het adres Bloedstraat 3 in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt geboren als derde van de vier kinderen van de werkman Nathan Simon Abram en Marianne Jacob Jacobsen. In 1895 verhuisde dit gezin 100 meter verder naar de Monnikenstraat 17 en een jaar later naar nummer 2 in diezelfde straat. Bij de militaire keuring werd genoteerd dat Isaäc er ‘gewoon’ uitzag, maar hij werd wel ‘wegens een lichamelijk gebrek’ afgekeurd. Als zijn beroep staat koopman genoteerd.
Isaäc trouwde op latere leeftijd met de 14 jaar jongere Kaatje Glazer. Na een korte periode op het Rapenburg te hebben gewoond, verhuisden Isaäc en Kaatje in mei 1924 naar Haarlem, boven de winkel op de Generaal Cronjéstraat 127. In deze voormalige apotheek openden zij een filiaal van de Amsterdamsche Muziekhandel, het bedrijf dat zij samen met Isaäcs jongere broer Meijer hadden. Twee jaar later konden Isaäc en Kaatje het pand kopen.
Isaäc en zijn dochter Sophia werden op 26 augustus 1942 uit hun huis gehaald en naar de Westergracht gebracht. Daarvandaan werden zij met ongeveer 170 andere Haarlemse Joden in een gereedstaande trein naar Westerbork gedeporteerd. Twee dagen later werden ze doorgestuurd naar Auschwitz, en daar bij aankomst vermoord, net als het merendeel van de anderen van dat transport uit Haarlem.
Eén broer van Isaäc was al vroeg gestorven. Zijn andere broer en zijn zus werden in de Holocaust vermoord. Enkele van hun kinderen en kleinkinderen hebben de oorlog wel overleefd. De zoon van Isaäcs broer Meijer heeft zich na de oorlog bekommerd om het rechtsherstel van de bezittingen van zowel zijn eigen vader als zijn oom Isaäc. De schoenenzaak die intussen op nummer 127 zat mocht blijven zitten en mocht het pand in de jaren ’50 zelfs kopen. Blijkbaar was deze er te goeder trouw gekomen.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Hij werd 65 jaar.
KAATJE ABRAM-GLAZER
25 april 1891 (Amsterdam) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 127
Kaatje werd geboren als de oudste van de beide dochters van Arie Glazer en Sophia van Gelder. Zij kreeg ook nog twee broertjes, maar één daarvan overleed als baby en de ander als kind van tien.
Zij trouwde op 29 september 1921 met Isaäc Abram, met als getuigen Isaäcs jongere broer Meijer en Kaatjes zwager Jechiël de Meza – de man van haar zus Mietje. Op hun trouwakte, en ook op de woningkaart van het adres aan het Rapenburg waar zij het eerst woonden, staat dat Isaäc huisschilder van beroep was. Toen Kaatje met Isaäc in 1924 naar Haarlem verhuisde, was dat met een heel andere activiteit, namelijk een filiaal van de Amsterdamsche Muziekhandel. In Haarlem kreeg Kaatje twee kinderen, Nico Arnold en Sophia.
Op het moment dat Isaäc en Sophia op 26 augustus 1942 werden opgepakt en gedeporteerd, waren Kaatje en Nico daar niet bij. Waren ze niet thuis? In ieder geval zijn zij daarna in de Haarlemmermeer ondergedoken, met behulp van de familie van Isaäcs neef Meijer. Hun namen staan genoemd op het oorlogsmonument in Badhoevedorp. Kaatje en haar zoon werden echter in de winter van 1943 gearresteerd en op 12 februari in kamp Vught opgesloten. Daar bleven zij zeven weken, alvorens op 31 maart naar Westerbork te worden overgebracht. Van daaruit werden zij al op 6 april op de trein naar Sobibor gezet, waar zij drie dagen later bij aankomst werden vergast.
Het gezin van Kaatjes zus Mietje – met haar man Jechiël de Meza en hun drie kinderen Sophia, Esther en Arie – werd eveneens in de kampen vermoord.
Deportatie uit Westerbork op 6 april 1943.
Vermoord in Auschwitz op 9 april 1943.
Zij werd 51 jaar.
NICO ARNOLD ABRAM
17 april 1925 (Haarlem) – 1943 (Sobibor)
Generaal Cronjéstraat 127
Nico werd op de Cronjéstraat geboren als eerste kind van Kaatje Glazer en Isaäc Abram. Het kan zijn dat hij is vernoemd naar zijn grootvader van vaderszijde, Nathan Simon Abram. Nico’s ouders hadden daar enkele maanden eerder de Amsterdamsche Muziekhandel geopend, een filiaal van het bedrijf dat zijn vader had met zijn oom Meijer Abram. We weten weinig van Nico.
Wel dat hij aan deportatie naar Westerbork en Auschwitz ontkwam toen dat lot zijn vader en zusje Sophia op 26 augustus 1942 trof. Kort daarna zijn Nico en zijn moeder ondergedoken in de Haarlemmermeer, door bemiddeling van Isaäcs neef Meijer en diens vrouw. Toch waren zij daar niet meteen ondergedoken: de bevolkingsadministratie toont dat Kaatje en Nico nog enige tijd op de Cronjéstraat hebben gewoond, ook al was het pand reeds op 22 juli 1942 onteigend door het Algemeen Nederlandsch Beheer van Onroerende Goederen (A.N.B.O.), een organisatie die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog bezig hield met het beheer en de verkoop van geroofd vastgoed dat toebehoorde aan Joden.
Tijdens hun onderduik werden Nico en zijn moeder in februari 1943 gearresteerd en opgesloten in kamp Vught. Daar hebben zij zeven weken vastgezeten. Of ze ook ergens te werk werden gesteld hebben wij niet kunnen vinden. Op 31 maart werden zij echter naar Westerbork overgebracht, hun dood door vergassing in Sobibor tegemoet.
Deportatie uit Westerbork op 6 april 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 april 1943.
Hij werd net geen 18 jaar.
SOPHIA ABRAM
17 juni 1928 (Haarlem) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Generaal Cronjéstraat 127
Sophia werd in Haarlem geboren, als dochter van Kaatje Glazer en Isaäc Abram. Zij was vernoemd naar haar grootmoeder Sophia van Gelder, Kaatjes moeder. Sophia’s ouders hadden op dit adres een muziekwinkel. Later werden daar ook feestartikelen verkocht. Een buurtbewoonster van destijds herinnert zich dat zij Sophia vaak tegenkwam in de Generaal Cronjéstraat. “Zij woonde daar met haar ouders en broer. Haar ouders runden daar een feestartikelenzaak, ik kwam daar nog al eens, ik hield als kind ook al van een geintje. Ik herinner mij Sophia als een meisje met mooi donker krullend haar en een ster op haar jas. Als ik haar tegen kwam zei ik haar altijd heel vriendelijk gedag.”
Dezelfde buurtbewoonster, slechts enkele jaren jonger dan Sophia, herinnert zich ook hoe zij op een kwade dag weer door haar straat kwam en er getuige van was dat er een overvalwagen voor de deur stond met vier moffen, het geweer in de aanslag. Vader en dochter werden uit huis gehaald en afgevoerd. “Dat was het laatste wat ik van hen gezien heb.”
De kwade dag was 26 augustus 1942, toen de nazi’s een aantal Joden willekeurig ophaalden omdat er te weinig gehoor hadden gegeven aan de oproep voor arbeid in het oosten. Dat zij ook mensen als Sophia’s 65-jarige vader ophaalden, laat zien dat de werkelijke bedoeling toen al nauwelijks meer verborgen werd gehouden. Sophia en haar vader werden die dag naar Westerbork gebracht en twee dagen later gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij bij aankomst beiden werden vergast.
Haar moeder en broer ontkwamen aan deze deportatie, wellicht waren zij niet thuis. Zij doken onder in de Haarlemmermeer, maar werden in de winter van 1943 gearresteerd en in april vergast in Sobibor.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Zij werd 14 jaar.