Gortestraat

ABRAHAM WALLACH
10 maart 1856 (Haarlem) – 1 februari 1943 (Amsterdam)

Gortestraat 21

Abraham is een zoon van Salomon Meijer Wallach en Sara Mozes van Embden. Hij is het jongste kind in dit gezin. Behalve vijf broers en zussen uit het huwelijk van Salomon met Sara zijn er ook nog vier kinderen uit het eerste huwelijk van Salomon met Marianne Furth.  Abraham trouwt in 1880 in Nijkerk met Betje van der Hoeden (Nijkerk, 29 december 1844- Haarlem, 18 december 1901), dochter van Ephraim Salomon van der Hoeden en Maria van Rees. Na haar overlijden trouwt Abraham op 7 mei 1902 in Amsterdam met Grietje Gobets. Enkele jaren na hun huwelijk wordt in 1906 hun eerste dochter geboren: Roosje/Rosa. Op 6 juli 1911 volgt de geboorte van een tweede dochter: Sara/Saartje.

Misschien dat de zorg voor zijn vrouw en eerste dochtertje Wallach extra in de verleiding heeft gebracht om over te gaan tot heling van gestolen waar. In het voorjaar van 1908 staan hij en een knecht van drukkerij Johan Enschedé voor de rechter. Twee jaar lang heeft de drukkersknecht tinnen platen achterovergedrukt en deze geleverd aan Wallach die deze vervolgens weer met winst doorverkocht. De rechtbankjournalist van de Nieuwe Haarlemsche Courant brengt het verhaal op de voorpagina van zaterdag 25 april 1908. De rechtszaak resulteert voor Wallach in twee jaar gevangenisstraf. Kort na zijn vrijlating is Grietje opnieuw zwanger en volgt op 6 juli 1911 de geboorte van hun dochter Saartje. Abraham is dan 55 jaar oud. Als plaats van geboorte staat “Gortesteeg” 21 aangegeven. Die aanduiding werd in 1926 door de Haarlemse gemeenteraad omgezet in Gortestraat. De bouwvalligheid van veel panden werd daardoor niet verholpen: de panden Gortestraat 21 en 23 werden na het midden van de jaren 1950 niet meer bewoond en vervolgens gesloopt.

Abraham Wallach is in Haarlem handelaar in lompen. Zo vinden wij hem in de krant terug in 1901 als gebruiker van een lompenopslag in de Korte Bogaardstraat 6, vlakbij de Botermarkt. Rijk worden zit er voor Wallach niet in. Zijn kleinzoon Johannes/Hans Damsteek herinnert zich jaren later nog hoe opa en opoe rondscharrelden in hun huisje in de Gortestraat en dat opa dan soms uit volle borst het  lied “Het fiere schooiershart” van Willy Derby en Otto Zeegers zong, dat inzet met “Ik loop als een schooier door weer en door wind”.  Ook herinnert hij hen in de jaren 1930 als “stokoude mensen”: getekend door hun harde en armoedige bestaan.

Na de gedwongen verhuizing naar Amsterdam woont Abraham Wallach met Grietje op het adres Kloveniersburgwal 17 in Amsterdam. Hij overlijdt op 1 februari 1943, twee dagen nadat zijn echtgenote op transport is gezet naar Westerbork, in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis (Nieuwe Keizersgracht 104-114). Waarschijnlijk was hij in de dagen voor zijn overlijden er zo slecht aan toe dat zijn transport naar Westerbork werd uitgesteld. Hij wordt op 3 februari 1943 illegaal begraven op de joodse begraafplaats in Diemen.

Op Abrahams registratiekaart van de Joodse Raad staat de naam van Levie Wallach (1883-Auschwitz 1943) vermeld. Misschien was deze Levie, een zoon van Abrahams broer Izaak, een vertrouwd contact van Abraham en Grietje waarvan gedacht werd dat hij hen kon ondersteunen in Westerbork.

Overleden in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis op 1 februari 1943.

Hij werd 86 jaar.

 

Johannes Damsteek, Kleinzoon van een voddenjood. Uitgave in eigen beheer, 2012.

GRIETJE WALLACH-GOBETS
25 september 1867 (Amsterdam) – 7 mei 1943 (Sobibor)

Gortestraat 21

Grietje is een dochter van de kleermaker Joseph Salomon Gobets en de ventster Roosje Offenbach.  Zij huwt op 7 mei 1902 de Haarlemse koopman Abraham Wallach, weduwnaar van Betje van der Hoeden (overl. 1901). Grietje groeit op in een gezin met twee zussen en twee broers. De vier broers en zussen worden in Duitse kampen vermoord. Het echtpaar Wallach-Gobets is al redelijk op leeftijd bij hun huwelijk: Abraham is 46 en Grietje 34 jaar oud. Enkele jaren na hun huwelijk wordt in 1906 hun eerste kind geboren: Roosje/Rosa. Op 6 juli 1911 volgt de geboorte van een tweede dochter: Sara/Saartje.

Rosa’s ouders Grietje en Abraham– gelovig en koosjer - zijn in 1929 aanwezig bij het huwelijk van hun dochter met de niet-Joodse chauffeur Willem Damsteek. Zij maken formeel geen bezwaar tegen het huwelijk maar dat zij er moeite mee hebben is wel duidelijk. In de volgende jaren is er geen of weinig contact tussen Rosa en haar ouders. Pas enkele jaren voor de oorlog wordt het contact hersteld. Rosa, haar echtgenoot en hun kinderen overleven de oorlog. Wel dient het gezin in de oorlog te verhuizen naar Amsterdam en is Rosa verplicht een jodenster te dragen.

Dochter Saartje trouwt in 1932 in Amsterdam met de bakker Samson van Gelderen (1905-Auschwitz 18 augustus 1942). Uit het huwelijk wordt in september 1933 een zoontje geboren: Salomon (1933 – Auschwitz 23 juli 1942). Saartje overlijdt op 27-jarige leeftijd. Haar man plaatst op 5 en 6 september 1938 overlijdensadvertenties, ondertekend door “man en kind” en sprekende van “een langdurig lijden”, in Het Volk en het Utrechts volksblad: sociaal-democratisch dagblad. Onder zijn advertentie staan de advertenties van respectievelijk Saartjes schoonouders, de familie Gobets en de bevriende gezinnen M. Da Costa (Mozes da Costa da Fonseca) en I. Krant (Izak Krant), allen wonende in Amsterdam. In het Centraal blad voor Israëliten in Nederland wordt slechts een beknopt familiebericht van Saartjes overlijden opgenomen. Een jaar na het overlijden van Saartje treedt Samson opnieuw in het huwelijk: dan met Annetta van Volen Presser (1913 – Auschwitz 23 juli 1942).

Gortestraat 21 is vanaf 29 augustus 1938 het laatste vooroorlogse adres in Haarlem van het echtpaar Wallach-Gobets. Daarvoor zijn er veel andere adressen geweest in Haarlem en Amsterdam: ongetwijfeld deels verhuizingen vanwege armoede. Gortestraat 21 was voor het echtpaar in 1938 in ieder geval een vertrouwd adres: tussen 1910 en 1931 hadden Abraham en Grietje, met hun kinderen, daar ook al gewoond. In die jaren beleefden zij ook dat op 8 september 1926 de Haarlemse gemeenteraad besloot de straatnaam Gortesteeg te veranderen in Gortestraat. Het pand Gortestraat 21 bestaat na sanering in de jaren 1970 niet meer. Na de door de Duitse autoriteiten gedwongen verhuizing uit Haarlem wonen Abraham en Grietje op het adres Kloveniersburgwal 17 in het hart van Amsterdam. Van daar volgt voor Grietje op 30 januari 1943 het transport naar Westerbork. Twee dagen na haar vertrek overlijdt haar man op 1 februari 1943 in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam op 86-jarige leeftijd.

De cartotheek van de Joodse Raad bevat diverse aantekeningen van het contact tussen Rosa en haar moeder in Westerbork. Eerst vanuit Haarlem en later vanuit Amsterdam stuurt Rosa pakketten naar haar moeder. Het transport naar Sobibor van Grietje volgt op 4 mei 1943 (transport nr. 10) . Het is niet zeker of zij tijdens dit transport in een primitieve veewagen sterft of, waarschijnlijker, direct na aankomst in Sobibor wordt vermoord. Van de 1187 personen van dit transport naar Sobibor overleeft niemand.

Deportatie uit Westerbork op 4 mei 1943.

Vermoord tijdens transport naar of in Sobibor, uiterlijk 7 mei 1943.

Zij werd 75 jaar.

 

Johannes Damsteek, Kleinzoon van een voddenjood. Uitgave in eigen beheer, 2012; https://westerborkportretten.nl/westerborkportretten/samson-van-gelderen.

Vorige
Vorige

Kruisweg

Volgende
Volgende

Klein Heiligland