Kruisweg
BAREND AUGURKIESMAN
31 december 1875 (Amsterdam) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 47rd
Barend Augurkiesman werd op de valreep van 1875 in de St. Antoniesbreestraat in Amsterdam geboren en maakte het dozijn kinderen van Wolf David Augurkiesman en Beletje Heertjes vol. Hij trouwde in 1897 met Marianne Emmering en kreeg met haar twee dochters, Lea en Johanne. Zij begonnen op de Nes vlakbij de Dam met een sigarenmagazijn en openden rond 1910 The Dutch Shop (“boekhandel en platen”) op de Heiligeweg, die zij al snel naar de Kalverstraat verplaatsten.
Begin 1921 verhuisden zij hun winkel en woonstee naar de Kruisweg 47 in Haarlem. De winkel was in wat nu de linkerhelft van de muziekwinkel van Alphenaar is – die destijds al hun buren waren. Misschien was de Engelse naam te mondain voor Haarlem, want in latere jaren was het de kunsthandel Augurkiesman. Door de depressie en/of toenemende afwending van Joden gingen de zaken in de jaren ’30 slechter. De handel werd naar het bovenhuis verplaatst, zodat de winkel beneden verhuurd kon worden voor extra inkomsten.
Op 24 augustus 1942 kregen Barend en Marianne de oproep om zich daags daarna op de Westergracht te melden voor transport naar Westerbork. Zij gaven daaraan gehoor en werden op de Barteljorisstraat gezien, lopend met hun bagage op weg daarnaartoe. De afloop van het transport is bekend: het bracht 170 Joden uit Haarlem naar Westerbork, waarvan de meesten twee dagen later naar Auschwitz werden gedeporteerd. Van hen werden er 110 op 31 augustus vergast, waaronder Barend en Marianne.
De beide dochters Lea en Johanne werden later eveneens vergast. De meeste broers en zussen van Barend waren voor de oorlog overleden, de overigen werden op één na door de Duitsers vermoord. Twee kleinkinderen van zijn zus Betje en één van zijn broer David wisten te overleven en hebben nabestaanden.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz, op 31 augustus 1942.
Barend werd 66 jaar.
(Nieuws van den Dag, 8 januari 1915)
MARIANNE AUGURKIESMAN-EMMERING
5 november 1872 (Amsterdam) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 47rd
Marianne Emmering werd op de Leprozengracht in Amsterdam geboren als oudste kind van zeven, in het gezin van Benedictus Emmering en Lea Prins. Zij trouwde op 3 juni 1897 met Barend Augurkiesman. Opmerkelijk is dat zij als getuigen vier ambtenaren lieten tekenen en geen familieleden. In 1898 en 1902 werden hun beide muzikale dochters Lea en Johanne geboren. Die groeiden hartje Amsterdam op, waar Marianne en Barend hun winkel hadden voordat zij die begin 1921 verplaatsten naar de Kruisweg 47 in Haarlem.
Het bovenhuis aan de Kruisweg had meer ruimte dan Marianne en Barend zelf nodig hadden. Lea en Johanne waren vrij vroeg het huis uit. Zij verhuurden daarom gedurende een groot deel van de jaren ’20 tijdelijk ruimte aan anderen. Van 1929 tot ongeveer 1933 woonde Johanne weer bij hen, nu met haar man. Daar werd hun zoon Alexander in 1931 geboren. Later in de jaren ’30 werd de winkel beneden verhuurd aan een kapper en werd de handel in platen en kunstvoorwerpen vanuit het bovenhuis gedaan.
Op 24 augustus 1942 kregen Barend en Marianne de oproep om zich daags daarna op de Westergracht te melden voor transport naar Westerbork. Zij gaven daaraan gehoor of zagen geen andere uitweg. Vanuit Westerbork werden ze op de hete 28ste augustus naar Auschwitz gedeporteerd en daar bij aankomst vergast.
De dochters Lea en Johanne werden in Sobibor en Auschwitz vergast. Mariannes zussen Flora en Rebecca kwamen ook om in de Holocaust. Haar zus Betje en broer Isaäc overleefden de oorlog met hun gezinnen.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Marianne werd 69 jaar.
(Beeldbank Noord-Hollands Archief)
JOHANNE LIPSICAS-AUGURKIESMAN
28 maart 1902 (Amsterdam) – 24 september 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 47rd
Johanne (Jo) was de jongste dochter van Barend en Marianne Augurkiesman-Emmering. Zij werd op 28 maart 1902 aan de Nes geboren en ontwikkelde zich tot sopraanzangeres. Ze trad onder de naam Jo Emmering op in de regio, geregeld samen met haar zus Lea op de piano. Eind jaren ’20 ontmoette zij vermoedelijk tijdens studie in Berlijn haar man, Gilelis Lipsicas uit Litouwen, een zanger en koordirigent uit welgestelde familie. Ze trouwde met hem op 1 januari 1929, in Litouwen, en het jonge stel woonde daarna enige tijd in bij Jo’s ouders op de Kruisweg. Daar werd in 1931 hun zoon Sascha geboren.
Vrij spoedig vertrokken zij echter naar Midden-Europa en midden jaren ’30 naar Palestina, waar Gilelis in Tel-Aviv en later Jerusalem als cantor verbonden was aan synagogen. Het lijkt dat zij in 1939 het plan opvatten om naar Amerika te emigreren. Ze reisden naar Nederland, waar Jo en Sascha hun intrek namen bij Jo’s ouders, terwijl Gilelis doorreisde naar de VS als gast van de Wereldtentoonstelling en vermoedelijk tevens met de intentie om hun immigratie voor te bereiden. Visumkwesties en het uitbreken van de oorlog doorkruisten echter de mogelijkheden voor Jo en Sascha om hem na te reizen. Jo heeft net vóór de Duitse inval nog gepoogd om opnieuw via Jerusalem te reizen. Ze kwam na enkele weken onverrichterzake terug. Daarna heeft ze getracht om gebruikmakend van haar Russische nationaliteit naar Zweden te ontkomen en had zich daartoe zelfs voorjaar 1942 in een snelle procedure laten scheiden van Gilelis. De procureur die dat voor haar gedaan kreeg werd later dat jaar wegens Judenbegünstigung gearresteerd.
Er was geen tijd om de uitreis geregeld te krijgen. Drie weken nadat haar ouders waren gedeporteerd werden ook Jo en Sascha opgehaald en weggevoerd. Op 24 september werden zij vergast in Auschwitz.
Wanneer en hoe Gilelis de dood van Jo en Sascha vernam is onbekend; of hij wist van de scheiding eveneens. Wel weten we dat hij in 1949 in Baltimore opnieuw is getrouwd en dat hij in die stad nog ruim 30 jaar cantor van de Joodse gemeente is geweest en als zangdocent veel aanzien verwierf.
Deportatie uit Westerbork op 21 september 1942.
Vermoord in Auschwitz op 24 september 1942.
Johanne werd 40 jaar.
(archief Andries Munnichs, KDC Nijmegen)
ALEXANDER (SASCHA) LIPSICAS
10 juni 1931 (Haarlem) – 24 september 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 47rd
Alexander Lipsicas, roepnaam Sascha, werd in juni 1931 op de Kruisweg geboren als enig kind van Jo en Gilelis Lipsicas-Augurkiesman. Hij was vernoemd naar zijn grootvader uit Litouwen. Hij groeide voornamelijk in het buitenland op, in Tsjechië, Joegoslavië en daarna Palestina. Zijn beide ouders hadden een zangcarrière. Zijn vader was koordirigent, chazan in synagogen en beiden traden ook op in opera’s en recitals.
Sascha was zelf eveneens bijzonder muzikaal. Er is een foto in de familie waarop hij (linkshandig) gitaar speelt. Toen hij medio 1939 met zijn moeder weer op de Kruisweg was komen inwonen kreeg hij vioolles van de befaamde Gijs Beths, in die tijd concertmeester van de HOV te Haarlem. Sascha was volgens hem een wonderkind, vertelde zijn zoon later, en had een wereldberoemd violist kunnen worden. Voordat hij met zijn moeder korte tijd naar Jerusalem terugging, kreeg Beths een schilderij cadeau met op de achterkant de tekst: Een aandenken aan de heerlijke lessen. Uw dankbare leerlingetje Sascha Lipsicas (oud 8 jaar) Mei 1940.
De wereld heeft met dat talent niet kunnen kennismaken. Met zijn moeder werd Sascha op 17 september 1942 gedeporteerd en een week later vergast in Auschwitz. Haar pogingen om op grond van hun Russische nationaliteit het land te verlaten waren mislukt. De hereniging met zijn vader, die in 1939 al naar de VS was gereisd, is er niet meer van gekomen.
Zijn vader zette in Baltimore zijn muziekcarrière voort en was daar zeker 30 jaar chazan en een gevierd zangdocent. Hij is daar ook opnieuw getrouwd en heeft nog twee kinderen gekregen, Alexis en Harold, een halfzus en halfbroer van Sascha derhalve die hij nooit heeft mogen kennen.
Deportatie uit Westerbork op 21 september 1942.
Vermoord in Auschwitz op 24 september 1942.
Alexander werd 11 jaar.
(bron: Joods Historisch Museum, data.jck.nl)
EMILE FRANK
2 september 1915 (Amsterdam) – 26 maart 1943 (Sobibor)
Kruisweg 47rd
Emile werd geboren als laatste van acht kinderen van Isaak Frank (1864-1938) en Catharina Mogendorff (1870-1919). In maart 1940 trouwde hij met Henriette (Jetty) Swaab, die uit een straatarm Amsterdams gezin met 14 kinderen afkomstig was. Daarna woonden zij op de Leidsevaart 136 en vanaf juli 1941 op Kruisweg 47. Emile was van beroep reclameschilder. In die hoedanigheid deed hij regelmatig werk voor de zakenman Jan Pielage, met wie een vriendschap ontstond.
Begin oktober 1942 is Emile opgepakt en in Westerbork opgesloten. Voor Jetty reden om toen onder te duiken. Emile was waarschijnlijk nuttig voor het vervalsen van documenten en is daarom een tijd in Westerbork gehouden. Jan Pielage heeft vergeefse pogingen gedaan om Emile vrij te krijgen, refererend aan een “verplichting die het Duitsche Rijk aan mij heeft voor indertijd door mij bewezen diensten”. Jan heeft Emile levensmiddelen toegestuurd en fungeerde als tussenpersoon voor de brieven die Emile en Jetty uitwisselden, waarvan enkele bewaard zijn gebleven.
Winter 1943 werd het Emile duidelijk dat hij op transport naar Polen zou moeten. Hij schreef aan Jetty het verzoek om zich bij hem te voegen, dat zou het transport nog enige weken uitstellen. Hij berustte wel in het transport: “Dit nu vind ik in ’t geheel niet erg daar ik fatalistischer geworden ben, en zou ik zelfs gerustgesteld zijn indien ik jou veilig wist. Maar zoals ik in mijn vorige brieven reeds uiteenzette ben ik hier allesbehalve zeker van.” Op 8 maart schreef hij nog een briefkaart aan Jetty met gelukwensen met haar verjaardag (9 maart) en met drie jaar ondertrouw. Hij hoopte de volgende verjaardag weer bij haar te zijn. Maar op 23 maart volgde zijn deportatie naar Sobibor en drie dagen later werd hij vergast.
Op 5 december dat jaar kreeg Jetty een dochter, Michèle Frank. In 1947 trouwde zij opnieuw, met een man die haar in de oorlogsjaren al geholpen had en die Emile, blijkens zijn brieven, ook gekend heeft.
Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 26 maart 1943.
Emile werd 27 jaar.
De Kruisweg gezien vanaf de Parklaan in de richting van het station, 1947.
PHILIP MOK
9 december 1886 (Haarlem) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 66zw
Philip is een zoon van de koopman en winkelier Hijman Philip Mok (1843-1922) en Heintje Deetas. Het gezin Mok-Deetas is groot: Philip heeft tien broers en zussen. Een jong overleden broertje van hem had dezelfde voornaam (1880-1884).
Philip huwt in 1915 Evelina van Amerongen, dochter van Emanuel van Amerongen en Mietje Glazer. Hun huwelijk wordt op 26 augustus 1915 gesloten in de Haarlemse synagoge. De tekst van de bekende rabbijn Simon Philip de Vries die hij tot hen richt in zijn preek is bewaard gebleven. Zowel Philip Mok als zijn vader en zijn schoonvader worden in de huwelijksakte van de Haarlemse burgerlijke stand vermeld als koopman. Als getuigen bij het huwelijk zijn drie in Haarlem wonende familieleden aanwezig: Philips broer, de handelsreiziger Jacob Mok (1883-Auschwitz 1942), en Evelina’s broers, de winkelier Salomon van Amerongen (1881-Sobibor 1943) en de koopman Abraham van Amerongen (1884-Auschwitz 1942).
Het gezin Mok woont vanaf november 1936 op het adres Kruisweg 66zwart: op de foto is zijn woning en winkel te zien, direct naast het grote hoekpand links. Daar handelt Philip Mok in tweedehands boeken. Hij plaatst regelmatig kleine advertenties in kranten die verschijnen in de regio Haarlem waarin hij mensen die boeken willen opruimen oproept zich bij hem telefonisch of per briefkaart te melden.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Hij werd 55 jaar.
Bibliotheek Rosenthaliana:
Archief van Simon Philip de Vries; inv.nr. 36, 1906-1915 (preek van de rabbijn De Vries bij het huwelijk Mok-Van Amerongen).
EVELINA MOK-VAN AMERONGEN
6 januari 1886 (Haarlem) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 66zw
Evelina is een dochter van Emanuel David van Amerongen (1845-1916) en Mietje Glazer (1852-1906). Het gezin Van Amerongen-Glazer is groot: Evelina heeft negen broers en zussen. Twee in Haarlem wonende zussen van haar zijn Anna en Sara van Amerongen. Anna woont op het adres Klein Heiligland 52rood en Sara op het adres Generaal de Wetstraat 75rood. Een broer in Haarlem is Salomon van Amerongen, wonend tot zijn gedwongen vertrek op het adres Kleverparkweg 35. Evelina’s zussen Anna en Sara en haar broer Salomon zijn net als Evelina vermoord in Duitse vernietigingskampen.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Zij werd 56 jaar.
HIJMAN PHILIP MOK
21 juni 1916 (Haarlem) – 30 april 1943 (Midden Europa)
Kruisweg 66zw
Hijman is het oudste kind van Philip Mok en Evelina van Amerongen. Als hij in 1935 wordt gekeurd voor de militaire dienst is hij magazijnbediende van beroep. Hij dient bij de infanterie in Amersfoort en gaat in augustus 1936 met groot verlof. Daarna is hij werkzaam geweest als huisknecht. Hijman is bij zijn transport uit Westerbork ongehuwd.
Op de kaart in de cartotheek van de Joodse Raad staat bij zijn vader Philip Mok genoteerd dat hij in het gezelschap is van zijn echtgenote, zijn dochter Marie en zijn zoon “Heyman Philip Mok”. Ook staat op deze kaart in groene kleur de vermelding “Ornstein” (waarschijnlijk betreft dit Gustaaf Frederik Ornstein, geb. 1913, inspecteur voor de Joodse Raad in Westerbork). Op 14 december 1951 wordt bij de burgerlijke stand in Haarlem Hijmans overlijden vastgesteld op 30 april 1943. Dit dient gelezen te worden als ‘uiterlijk op 30 april 1943 overleden’.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Midden Europa op 30 april 1943.
Hij werd 26 jaar.
MARIE MOK
3 november 1918 (Haarlem) - 31 augustus 1942 (Auschwitz)
Kruisweg 66zw
Marie was het tweede kind van Philip Mok en Evelina van Amerongen. Op de kaart van de Joodse Raad staat “hulp in de huishouding” als haar beroep genoteerd. Net als haar broer Hijman Philip is zij ongehuwd bij haar transport uit Westerbork.
Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.
Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.
Zij werd 23 jaar.