Johan van Vlietstraat

De drie kinderen van het echtpaar Margadant-Calisch, ca. 1926.
Van links naar rechts Nande, Dick en Nettie.

PETER DIEDERICH MARGADANT
25 februari 1871 (Rotterdam) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)

Johan van Vlietstraat 81 rood

Margadant is de zoon van de gelijknamige  Peter Diederich Margadant (1846-1879) en Henriette de Boer. Zijn vader, notaris en later procureur, overlijdt al op 33-jarige leeftijd. Peter Diederich junior huwt in 1896 in Amsterdam Suzanna Calisch. Kinderen van het echtpaar zijn Henriette Fernande ‘Nande’ (Amsterdam 1899-Trafford 1986: gehuwd in 1927 met haar neef Fred Andrew Marcel Percy Weldron Welling, zoon van Juliette Fernande Calisch en kleinzoon van Suzanna’s ouders), Nannette Suzanna ‘Nettie’ (1903-Sobibor 1943) en Peter Diederich ‘Dick’ (1905-1977: tweede huwelijk met Elisabeth Wilhelmina Maria ‘Teddy’ Grandia, 1911-2004). Twee van Suzanna’s kinderen overleven de Tweede Wereldoorlog: Nande in Azië en Zuid-Afrika en Dick in de onderduik in Nederland.

Op 6 februari 1936 komt het gezin Margadant-Calisch vanaf het adres Zijlweg 98rood in Haarlem op het adres Johan van Vlietstraat 81rood te wonen. Margadant is actief in verschillende beroepen: aanvankelijk als diamantslijper en later als grossier in electro-technische artikelen. Zijn gelijknamige zoon, roepnaam ‘Dick’, werkt een tijd met hem samen. De zaken gaan in de crisisjaren 1930 niet goed waardoor de welstand van het gezin Margadant achteruitgaat.

Officieel wordt hun verblijf op hun thuisadres op 10 november 1942 afgesloten met de vermelding ‘Duitsland’, hetgeen wil zeggen dat hij en zijn echtgenote op transport zijn gezet naar Duitsland. Die registratie loopt ruim achter op de feiten want Margadant maakt op 25 augustus 1942 deel uit van het eerste transport van Haarlemse joden naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz. Hij had zich vrijwillig gemeld op de Westergracht in tegenstelling tot zijn vrouw, zijn dochter Nettie en zijn schoonzus Nannette.

De huizen van de voor dat transport opgeroepen joden worden vervolgens verzegeld en geïnventariseerd. De achtergebleven waardevolle goederen worden in beslag genomen: de  inventaris van de inboedel van Johan van Vlietstraat 81rood, ter waarde van 300 gulden, is te vinden op de website van Joods Monument (het origineel bevindt zich in het NIOD). Verlaten huizen van joden werden meestal weer snel verhuurd of verkocht. Het huis van de familie Margadant is geen uitzondering. Het staat minder dan een maand leeg voordat de volgende bewoners erin trekken.

Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.

Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.

Hij werd 71 jaar.

Suzanna Margadant-Calisch met kleinzoon Albert, 1942

SUZANNA MARGADANT-CALISCH
26 mei 1866 (Weesp) – 21 september 1942 (Auschwitz)

Johan van Vlietstraat 81 rood

Suzanna Calisch is een van de tien kinderen van Eliëzer Calisch en Femmetje Mozes de Vries. Haar vader is financieel een geslaagd man in het diamantvak. Zij huwt in 1896 in Amsterdam de diamantslijper Peter Diederich Margadant. Kinderen van het echtpaar zijn Henriette Fernande ‘Nande’ (Amsterdam 1899-Trafford 1986: gehuwd in 1927 met haar neef Fred Andrew Marcel Percy Weldron Welling, zoon van Juliette Fernande Calisch en kleinzoon van Suzanna’s ouders), Nannette Suzanna ‘Nettie’ (1903-Sobibor 1943) en Peter Diederich ‘Dick’ (1905-1977: tweede huwelijk met Elisabeth Wilhelmina Maria ‘Teddy’ Grandia, 1911-2004). Twee van Suzanna’s kinderen overleven de Tweede Wereldoorlog: Nande in Azië en Zuid-Afrika en Dick in de onderduik en als verzetsman in Nederland. Vanuit Haarlem zal Suzanna regelmatig contact gehad kunnen hebben met haar neef Marcellus Frederik Calisch in Heemstede, de zoon van haar broer Nathan en een broer van Juliette Fernande Calisch.

Dochter Nettie woont na een kortdurend huwelijk met Jacob Emanuel Frankenhuis (1925-1927) weer in Haarlem. Uit een verhouding krijgt zij in december 1941 een zoontje. Ze houdt haar zwangerschap en de geboorte van haar zoontje Albert tot eind maart/begin april 1942 voor haar ouders verborgen. Daarna woont zij met haar zoontje bij haar ouders. Van het voorjaar of het begin van de zomer 1942 dateert de hierbij afgebeelde foto van Suzanna Margadant-Calisch met haar kleinzoon Albert. Nettie wordt bijna een jaar na haar ouders in Auschwitz vermoord: zij duikt met haar zoontje onder maar wordt met andere joodse onderduikers opgepakt door de Haarlemse politie. Albert overleeft de oorlog. Hij wordt vanuit de Hollandse schouwburg overgebracht naar de crèche aan de overkant en vandaar naar een pleeggezin in Limburg gebracht.

Suzanna Margadant-Calisch en haar zus negeren de oproep van 24 augustus 1942 om zich te melden voor transport naar Westerbork en zij verblijven eind augustus/begin september enige tijd op het adres Valeriusplein 18 in Amsterdam. Daar worden zij gearresteerd en op 14 september 1942 zijn Suzanna en haar zus Nannette vanuit Amsterdam naar Westerbork getransporteerd en vier dagen later doorgestuurd naar Auschwitz.

Deportatie uit Westerbork op 18 september 1942.

Vermoord in Auschwitz op 21 september 1942.

Zij werd 76 jaar.

 

Bronnen: Zie voor haar broer Marcellus Frederik en diens kinderen in Heemstede: https://ilibrariana.wordpress.com/2012/04/06/joodse-onderduik-vervolging-en-verzet-in-heemstede/

Albert en Ria met hun (pleeg-)ouders

NANNETTE SUZANNA MARGADANT
17 februari 1903 (Amsterdam) – 3 september 1943 (Auschwitz)

Johan van Vlietstraat 81 rood

Nannette Suzanna ‘Nettie’  Margadant behaalt in juli 1919 haar MULO I diploma. In 1925 treedt zij in het huwelijk met de koopman Jacob Emanuel Frankenhuis (1896-Sobibor 9 juli 1943). Het huwelijk wordt op 11 juni 1925 zowel voor de burgerlijke stand als in de synagoge gesloten. In Haarlem spreekt rabbijn De Vries bij het huwelijk de hoop uit dat het echtpaar zal wonen in een “joodsch huis, cel van joodsch leven, van joodsche gedachten”. Frankenhuis staat in hun woonplaats Rotterdam geregistreerd met als geloof  ‘nederlands-israëlitisch’ en zij, ondanks de huwelijkssluiting in de synagoge, met ‘geen’. In maart 1927 verlaat Nettie haar man in Rotterdam en vestigt zich opnieuw in Haarlem. Het huwelijk wordt op 24 augustus 1927 door de arrondisementsrechtbank in Rotterdam ontbonden verklaard en op 17 oktober 1927 is de scheiding bij de burgerlijke stand geregistreerd. Frankenhuis sluit in 1936 een tweede huwelijk met Tilly Clara Gazan (1914-Sobibor 2 juli 1943; tegelijk met haar worden haar respectievelijk zes en vier jaar oude dochtertjes Clara Tilly en Simone Mimi vermoord).

Vanaf 1927 is Nettie Margadant werkzaam in kantoorfuncties; bij aanvang van de oorlog bij een meubelzaak aan de Zijlweg.  Zij krijgt een zoontje uit een verhouding met een getrouwde man en wil niet dat de vader van haar kind bekend wordt. Op 22 december 1941 wordt Albert Margadant geboren. Tot zijn geboorte houdt Nettie de zwangerschap voor haar ouders verborgen en brengt daarom de laatste maanden van haar zwangerschap door in Arnhem. Albert komt ter wereld in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam. Met hulp van verpleegster Mok wordt Albert de eerste drie maanden van zijn leven ondergebracht bij het gezin van Adrianus ‘Arie’ Beerthuizen en Wilhelmina ‘Mien’ Beerthuizen-Pardon in Haarlem. Mien Beerthuizen is bekend als landelijk secretaris van de Syndicalistische Vrouwenbeweging en staat in 1939 bij de voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst te boek als links-extremist.  Het gezin Beerthuizen werkt in de oorlog samen met andere anarchisten, onder wie de in Heemstede wonende en met de joodse Elisabeth ‘Bep’ Cohen getrouwde Albert de Jong, bij het helpen van joden bij het onderduiken of het ondersteunen van hun vlucht naar België.

Na de drie maanden bij het gezin Beerthuizen stelt Nettie alsnog haar ouders op de hoogte van het bestaan van Albert en mag Albert alsnog bij zijn moeder en haar ouders wonen. Nettie besluit om de oproep van 24 augustus 1942 om zich met haar ouders en zoontje te melden aan de Westergracht voor transport naar Westerbork te negeren. Zij probeert dan om Albert opnieuw onder te brengen bij het gezin Beerthuizen. Die hebben dan inmiddels echter een joods meisje opgenomen In het gezin, die er tot het einde van de oorlog als ‘nichtje’ van de twee dochters blijft, waardoor zij geen mogelijkheid zien ook Albert weer op te nemen.

Nettie duikt vervolgens met haar zoontje onder op verschillende adressen alvorens op het adres Nieuwe Gracht 102 terecht te komen. Zij verblijft daar met andere joodse onderduikers op de zolder Maria Elisabeth Grandia-Akersloot (1885-1966), wiens dochter verloofd is met Netties broer Dick . Door verraad wordt Nettie met de andere onderduikers op 20 augustus 1943 opgepakt en overgebracht naar de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Albert krijgt een plekje in de crèche aan de overkant op de Plantage Middenlaan en is van daar door de Arnhemse Tini van de Bilt naar Limburg gebracht (deze Tini was betrokken bij de redding van meer dan 100 joodse kinderen en kreeg daarvoor een onderscheiding van Yad Vashem). Tini brengt het kind op 30 augustus 1943 onder bij het katholieke, dan kinderloze echtpaar Johannes ‘Jan’ Verstegen (1912-1999) en Anna Catharina Hubertina ‘Toke’ Mennen (1911-1959) in Roggel. Albert staat tijdens en ook nog wel na de oorlog in zijn omgeving bekend als een kind waarvan de ouders bij het bombardement op Rotterdam waren omgekomen.

In Roggel groeit Albert aanvankelijk op als enig kind van zijn pleegouders. Tot hun verrassing is na de komst van Albert toch nog een eigen kind geboren. Dit dochtertje Ria (geb. 1946) en Albert groeien samen op. Albert staat bekend als Jantje Verstegen en Jan is ook de voornaam die hij de rest van zijn leven gebruikt. Hij wordt kort na zijn aankomst in Roggel katholiek gedoopt. Zijn pleegvader exploiteert een dorpswinkel. Na het overlijden van Alberts pleegmoeder, hertrouwt zijn pleegvader met Cornelia Petronella Hubertina ‘Neelke’ Derks (1919-1994), in de oorlog verloofd met de verzetsstrijder Jan Mennen (in september 1944 doodgeschoten door Duitse militairen).

In 1947 wordt de zorg, in overleg met de Stichting Oorlogspleegkinderen, voor Albert verder geregeld. Daarbij worden zijn oom Dick, zijn in Engeland wonende tante Nande, de weduwe Cornelia Calisch-Meulemans en haar zonen in Heemstede en de bevriende familie J.W. Ziggelaar in Lisse betrokken. In mei 1947 logeert Albert een week op Nieuwe Gracht 102, vijf jaar eerder het onderduikadres van Albert en zijn moeder, bij oom Dick en tante Nande om een beter beeld van hem te krijgen. Dick en Nande vertrouwen er vervolgens op dat Albert het beste op zijn plek is bij zijn pleegouders in Limburg. In de jaren daarna blijft tante Nande in regelmatig contact met Albert. Zij bezoekt hem in Nederland en hij bezoekt haar met regelmaat in Engeland. Dankzij haar ontvangt Albert waarschijnlijk ook de foto’s van zijn moeder en andere familieleden. Albert huwt in 1965 Elisabeth Maria Theodora ‘Bets’ Gielen (1937-2024) en overlijdt in Roermond op 21 juli 2003. Het huwelijk blijft kinderloos.

Alberts moeder Nettie Margadant wordt op 26 augustus 1943 geregistreerd in barak 67 in Westerbork. Vijf dagen later gaat zij op transport naar Auschwitz waar zij, twee weken na haar arrestatie in Haarlem, direct na aankomst is vermoord.

Deportatie uit Westerbork op 31 augustus 1943.

Vermoord in Auschwitz op 3 september 1943.

Zij werd 40 jaar.

 

Bronnen: Noordhollands archief, Archief Stichting Hulp aan Oorlogspleegkinderen (archief 388), inv.nr. 40520 (met dank aan Jan Kruidhof); documentatie Erna Hoebergen (nicht van Bets Gielen); documentatie en inlichtingen Ria Theelen-Versteegen (dochter van Alberts pleegouders); Helena Benninga-Frank (edited by Noah R. Benninga), My Story and Other Writings, 2008. ; A. van Liempt en J.H. Kompagnie, De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2013) p. 80-83; Nationaal archief, archief CABR, inv.nrs. 64409 en 75978; (lijst opgesteld door het CID, voorloper van de BVD van links-extremistische personen: in Haarlem o.a. Mien Beerthuizen-Pardon en Levie Peper); A. Hazekamp, ‘Albert de Jong en de strijd tegen fascisme en oorlog‘ in: De As (nr. 158, zomer 2007) p. 11-16.

NANNETTE CALISCH
26 juli 1868 (Weesp ) – 21 september 1942 (Auschwitz)

Johan van Vlietstraat 81 rood

Nannette  Calisch is een van de tien kinderen van Eliëzer Calisch en Femmetje Mozes de Vries. Haar vader is financieel een geslaagd man in het diamantvak. Deze alleenstaande dochter woont aan het eind van de jaren 1930 en de eerste jaren van de oorlog in bij haar zus Suzanna Margadant-Calisch.

Nannette Calisch verblijft in september 1942 samen met haar zus Suzanna enige tijd op het adres Valeriusplein 18 in Amsterdam. Haar kaart van de Joodse Raad vermeldt op de achterzijde haar neef F.J. Mahlman op het adres Plantsoen Laanhorn 9 in Amstelveen als contactpersoon. De bedoelde Franciscus Johannes Mahlman (1893-1958)  was een zoon van de gelijknamige vader (overl. Haarlem 1930) en Nannettes zus Rachel Calisch (1856-Auschwitz 21 september 1942). Laatstgenoemde werd op dezelfde datum als haar zussen in Auschwitz vermoord. Ook zij verbleef kort daarvoor nog met hen op het adres Valeriusplein 18 in Amsterdam. Haar laatste vrije adres was echter in Haarlem: Aelbertbergstraat 70. Net als Nannette geeft Rachel Calisch op de achterzijde van haar kaart van de Joodse Raad haar zoon in Amstelveen op als contactpersoon. Als hij al als contactpersoon wilde optreden dan zal hem dat waarschijnlijk lastig zijn gevallen gezien zijn politieke keuze: hij wordt op 22 juni 1944 in de NSB-krant Het Nationale Dagblad vermeld als kameraad F.J. Mahlman.

Op 14 september is Nannette vanuit Amsterdam naar Westerbork getransporteerd en vier dagen later gaat zij van daar naar Auschwitz waar zij direct na aankomst is vermoord. Haar dood wordt op 25 november 1950 officieel vastgelegd bij de Haarlemse burgerlijke stand. 

Deportatie uit Westerbork op 18 september 1942.

Vermoord in Auschwitz op 21 september 1942.

Zij werd 74 jaar.

Vorige
Vorige

Lindenstraat

Volgende
Volgende

Iordensstraat