P.C. Hooftstraat
TOBIAS SJOUWERMAN
13 april 1886 (Amsterdam) – 26 maart 1943 (Sobibor)
P.C. Hooftstraat 4
Tobias Sjouwerman werd 13 april 1886 geboren, als oudste kind van de diamantklover Soesman Sjouwerman en zijn vrouw Hanna Vedder, die toen op de Plantage Kerklaan 1 in Amsterdam woonden. Tobias was opgeleid als meubelmaker. Op 14 augustus 1912 trouwde hij met Geertruida Polak in de Nieuwe Synagoge, waar nu het Joods Museum in is gehuisvest. Zij namen die dag hun intrek op de Nieuwe Keizersgracht 50hs, waar Tobias sinds enkele maanden woonde met zijn broer Abraham, ook meubelmaker van beroep. De twee eerste kinderen van Tobias en Geertruida, Alexander en Rosa, werden in Amsterdam geboren.
Vanaf mei 1925 woonde het gezin in Zandvoort, op de Haarlemmerstraat 46. Daar werd dochter Annie geboren. In Zandvoort was Tobias actief in de Joodse gemeenschap, en op een gegeven moment voorzitter van het Nederlands-Israëlitisch kerkbestuur. Toch vertrok het gezin in 1933 uit Zandvoort. Via een kort verblijf op Eerelmanstraat 3 in Heemstede betrokken zij in mei 1934 de woning aan de P.C. Hooftstraat 4, die toen nieuw was opgeleverd. Of Tobias ook in de Haarlemse kerkgemeenschap een rol speelde is niet bekend.
In maart 1943 werden Tobias, zijn vrouw en hun zoon Alexander gearresteerd en op de 20ste naar het doorgangskamp Westerbork gebracht. Daarvandaan werden zij nog diezelfde week naar Sobibor gedeporteerd, waar zij op 26 maart werden vermoord. Rosa en Annie daarentegen overleefden de oorlog, en emigreerden kort na de bevrijding.
Tobias had een broer Abraham en een zus Alida (Aaltje). Hun gezinnen trof hetzelfde lot, behalve één van de vier kinderen van Alida, die de oorlog overleefde.
Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 26 maart 1943.
Hij werd 56 jaar.
GEERTRUIDA SJOUWERMAN-POLAK
21 maart 1892 (Amsterdam) – 26 maart 1943 (Sobibor)
P.C. Hooftstraat 4
Geertruida Polak was de dochter van de uit Hoorn afkomstige slager Abraham Polak en diens vrouw Rosette Frankfort, die in 1888 in Amsterdam getrouwd waren. Zij hadden in 1889 een doodgeboren kind gekregen, alvorens David (1890) en Geertruida (1892) ter wereld kwamen. Geertruida werd op de Nieuwe Achtergracht 13 geboren maar groeide op aan de Muiderstraat en de Plantage Badlaan. Zij trouwde op 14 augustus 1912 met Tobias Sjouwerman en kreeg met hem drie kinderen: Alexander (1914), Rosa (1920) en Annie (1927).
Annie werd niet meer in Amsterdam geboren maar in Zandvoort, waarheen het gezin in 1925 was verhuisd. In Zandvoort was Geertruida net als haar man actief in het Joodse leven, onder meer door de muzikale begeleiding van vieringen te verzorgen. Toch vertrok het gezin in 1933 uit Zandvoort, eerst naar Heemstede en korte tijd later naar de toen net nieuwe woning in de P.C. Hooftstraat. Dat zou hun laatste adres zijn.
In februari 1943 was alle Haarlemse Joden aangezegd dat zij naar Amsterdam moesten verhuizen. Er zijn geen aanwijzingen dat het gezin Sjouwerman dat heeft gedaan, of dat zij zijn ondergedoken. Op 20 maart 1943 werden Geertruida, haar man en hun zoon Alexander naar Westerbork gebracht. Er is geen aanwijzing dat zij voordien waren ondergedoken. Uit Westerbork werden zij nog diezelfde week naar Sobibor gedeporteerd, waar zij op 26 maart werden vermoord. Rosa en Annie daarentegen overleefden de oorlog. Zij emigreerden al snel, trouwden en kregen bij elkaar minstens drie kinderen en zes kleinkinderen.
Geertruida’s broer David, zijn vrouw en één van zijn twee zoons wisten de oorlog te overleven door onder te duiken in de Zaanstreek.
Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.
Vermoord in Sobibor, op 26 maart 1943.
Zij werd 51 jaar.
ALEXANDER SJOUWERMAN
19 februari 1914 (Amsterdam) – 26 maart 1943 (Sobibor)
P.C. Hooftstraat 4
Alexander Sjouwerman werd anderhalf jaar na het huwelijk van zijn ouders Geertruida Polak en Tobias Sjouwerman geboren op de Nieuwe Keizersgracht in Amsterdam. Zes jaar later werd op de Ruyschstraat zijn zus Rosa geboren en nog eens zeven jaar later zijn zus Annie. Toen woonde het gezin intussen op de Haarlemmerstraat 46 in Zandvoort.
Alex was van beroep etaleur. Dat kwam bijvoorbeeld goed van pas bij een groot weldadigheidsfeest van de Joodse gemeenschap in Zandvoort (in 1932), waaraan zelfs het huisorkest van Tuschinski onder leiding van Max Tak meewerkte. Alex hielp zijn ouders ook bij hun werk voor het Israëlitisch kerkbestuur in Zandvoort. Hij volgde daarnaast lessen Hebreeuws.
Op 20 maart 1943 werd Alex tegelijk met zijn ouders naar Westerbork gebracht. De kampadministratie vermeldt dat hij huishoudelijke werkzaamheden verrichtte in het rusthuis Sanders aan de Gijsbrecht van Aemstelstraat, en dat hij voordien werkzaam was als etaleur. Uit Westerbork werd hij enkele dagen later naar Sobibor gedeporteerd, waar hij op 26 maart werd vermoord.
Zijn beide zusters daarentegen overleefden de oorlog. Op de kampkaart van Rosa is aangetekend dat zij in juli 1945 in Haarlem is opgedoken bij A. Kool, Teylerstraat 19. Die had daar een slagerij. Rosa en Annie emigreerden kort na de bevrijding.
Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 26 maart 1943.
Hij werd 29 jaar.