Vredenrijkstraat
VOGELTJE DONDORP-PEPER
17 december 1880 (Amsterdam) – 18 januari 1945 (Oldebroek/Ermelo)
Vredenrijkstraat 11
Vogeltje Dondorp-Peper is een van de elf kinderen van Hijman Saul Peper en Geertje Pruijm. Een broer van haar was Levie ‘Louis’ Peper, gemeenteraadslid voor de Communistische Partij in Haarlem en door het CID, voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, in 1939 op een lijst geplaatst van links-extremistische personen. Hij wordt op 16 mei 1942 in Neuengamme vermoord. Hij woonde in Haarlem op het adres Hofdijkplein 28. Twee andere kinderen van het echtpaar Peper-Pruijm kwamen in de oorlog om het leven: Samuel (1890-Sobibor, 28 mei 1943) en Sara (1896-Auschwitz, 22 oktober 1943). In Haarlem woont op het adres Zijlweg 31 ook Vogeltjes zus Maria Paardebek-Peper (1885-Haarlem, 14 januari 1942), samen met haar man Mozes Marcus en zoon Max. Maria sterft een natuurlijke dood. Maria’s man Mozes Marcus, haar zoon Max en haar dochter Margaretha (roepnaam Zus) overleven de oorlog in de onderduik. Max Paardebek zit in de oorlog 2,5 jaar ondergedoken in Oldebroek. Hij verblijft daar bij leden van de familie Spronk op Bovenstraatweg 36 en 38.
Vogeltje trouwt in Haarlem op 29 maart 1905 met de koopman in groenten en fruit Peres ‘Pieter’ Dondorp. Kinderen uit dit huwelijk zijn Margaretha (1906-16 mei 1940), George (1909-16 mei 1940) en Eliazar (geb. 15 augustus 1911). De laatstgenoemde, jongste zoon emigreert In 1937 naar Johannesburg in Zuid-Afrika. Daar is hij in de jaren 1950 en ’60 waarschijnlijk de eigenaar van Dondorp’s Bakery in die stad. Deze jongste zoon Eliazar wordt in verschillende internetpublicaties verward met de in 1906 geboren Eliazar Dondorp (overl. Sobibor 1943). Dit is echter een zoon van Peres’ broer Jacob Dondorp en Sophia Barend.
Het echtpaar Dondorp-Peper woont in het begin van de jaren 1930 op het adres Bakenessergracht 38 en later op het adres Vredenrijkstraat 11. Met hun verhuizing maakt het gezin Dondorp-Peper op de Bakenessergracht plaats voor hun zoon George Dondorp en zijn echtgenote Elisabeth Dingsdag. Vanaf 30 maart 1939 komt Jozefina Komet bij het gezin Dondorp-Peper in de Vredenrijkstraat inwonen. Net als dochter Margaretha is zij verpleegster. Beiden kiezen op 16 mei 1940 voor zelfdoding, samen met Margaretha’s broer George en diens echtgenote.
Ruim een half jaar na 16 mei overlijdt Vogeltjes echtgenoot als gevolg van een tragisch ongeluk. Door de verduistering loopt hij, waarschijnlijk op weg naar zijn werk, op 30 december 1940 het water in van het Spaarne en verdrinkt. Vogeltje Dondorp-Peper laat het huis aan de Vredenrijkstraat enkele maanden na het overlijden van haar man achter zich en verhuist op 1 april 1941 naar de Velserstraat 33 waar zij gaat inwonen bij Geertrui Alida van Akkeren-Fiege, weduwe van Ype van Akkeren. In 1942 verblijft Vogeltje enige tijd in de verpleeginrichting De Joodsche Invalide in Amsterdam. Op 14 april 1943 wordt op het adres Velserstraat 33 bij Vogeltjes naam VOW (vertrokken onbekend waarheen) genoteerd: zij staat daarmee officieel geregistreerd als ondergedoken. Enkele maanden eerder, na het wegvoeren van patiënten en verplegers uit het ziekenhuis Het Apeldoornsche Bosch door de Duitsers, wist men in Amsterdam dat het leeghalen van De Joodsche Invalide niet lang meer zou duren. In maart 1943 gebeurt dat inderdaad.
Vogeltje overlijdt in de onderduik op 18 januari 1945. Haar overlijden wordt bij de burgerlijke stand van Ermelo gemeld op 23 januari 1945 door de kantoorbediende Jan Willem van Til. Hij laat optekenen dat zij bij overlijden 64 jaar oud was, weduwe van “Pieter Dondorp” en een dochter van Hijman Saul ‘Hendrik’ Peper en Geertje/Grietje Pruijm. Als Vogeltjes woonplaats staat aanvankelijk ‘Oldebroek’ opgetekend. Die vermelding is vervolgens in de kantlijn vervangen door ‘Amsterdam’. Waarschijnlijk heeft de ambtenaar wijselijk besloten haar woonplaats te verhullen: die woonplaats was illegaal en zou wellicht anderen (Duitsgezinde ambtenaren in Ermelo of Duitse autiriteiten) aanleiding kunnen geven tot onderzoek. Als Vogeltje inderdaad in Oldebroek in de onderduik verbleef dan was zij daar in het gezelschap van tientallen andere joodse onderduikers, onder wie ook haar Haarlemse neef Max Paardebek. Het is niet bekend, maar wel voorstelbaar, dat Vogeltje en haar neef contact hadden met elkaar in de onderduik. Het graf van Vogeltje is tot op heden niet teruggevonden.
Gestorven in de onderduik.
Zij werd 64 jaar.
Bronnen: https://sjoelelburg.nl/joodse-onderduiklocaties/; J. van de Berg en J. de Roos, Fout volk: Roof, verraad en repressie in Haarlem en omgeving, 1940-1945 (Haarlem 2023) p. 71; Bert Spronk (Oldebroek).
PERES DONDORP
12 juni 1876 (Haarlem) – 30 december 1940 (Haarlem)
Vredenrijkstraat 11
Peres ‘Pieter’ Dondorp is een zoon van Eliazar Dondorp en Margaretha Agsteribbe. Hij is koopman in groente en fruit en trouwt in Haarlem op 29 maart 1905 met Vogeltje Peper. Kinderen uit dit huwelijk zijn Margaretha (1906-16 mei 1940), George (1909-16 mei 1940) en Eliazar (geb. 15 augustus 1911). De laatstgenoemde, jongste zoon emigreert in 1937 naar Johannesburg in Zuid-Afrika. Daar is hij in de jaren 1950 en ’60 waarschijnlijk de eigenaar van Dondorp’s Bakery in die stad. Deze jongste zoon Eliazar wordt in verschillende internetpublicaties verward met de in 1906 geboren Eliazar Dondorp (overl. Sobibor 1943). Dit is echter een zoon van Peres’ broer Jacob Dondorp en Sophia Barend.
Peres Dondorp werkt als mede-vennoot voor B.I. de Vries-Witkamp en Co, grossiersfirma in fruit gevestigd op het adres Koudenhorn 72 in Haarlem. Met ‘B.I. de Vries-Witkamp’ zijn bedoeld de joodse koopman in fruit Barend Izaak/Izak de Vries (1878-4 mei 1942) en diens niet-joodse zakenpartner Willem Johannes Witkamp (1875-1971).
Peres Dondorp komt op 30 december 1940 door verdrinking in het Spaarne om het leven, waarschijnlijk is hij op dan op weg naar zijn werk. Mede vanwege de zelfmoorden van de kinderen Margaretha en George in mei 1940 is bij vader Peres ook wel gedacht aan zelfmoord. De feiten wijzen echter op een ongeluk, vooral veroorzaakt door de toenmalige verduistering: in de Nieuwe Haarlemsche Courant wordt op de dag na zijn verdrinking gemeld dat voorbijgangers die dag om 8 uur ’s ochtends hulpgeroep hadden gehoord maar door de duisternis niet hadden kunnen zien waar de roep om hulp vandaan kwam. Anders dan bij zijn kinderen waarvoor geen overlijdensadvertenties verschijnen, plaatsen de firma De Vries-Witkamp en zijn weduwe en zoon Eliazar voor hem wel overlijdensadvertenties waarin bericht wordt over zijn begrafenis en de reden van zijn overlijden: “een noodlottig ongeval”. Peres’ verdrinking was geen uitzondering. Door verduistering kwamen verdrinkingen regelmatig voor: alleen al in Amsterdam kwamen in 1940 450 mensen in het water terecht, waarvan er 55 verdronken.
Verdronken in het Spaarne.
Hij werd 64 jaar.
B. Stigter, Atlas van een bezette stad. Amsterdam 1940-1945 (Amsterdam 2019) p. 35: Email Lucas Ligtenberg 29 februari 2024.
MARGARETHA DONDORP
20 mei 1906 (Haarlem) – 16 mei 1940 (Haarlem)
Vredenrijkstraat 11
Margaretha Dondorp is een dochter van Peres Dondorp en Vogeltje Peper. Zij is werkzaam als verpleegster. In 1927-’28 en de eerste maanden van 1930 is zij onder andere werkzaam in die functie in het joodse Oudemannen- en vrouwenziekenhuis op het adres Nieuwe Kerkstraat 135 in Amsterdam. Zoals veel andere verpleegsters is zij mobiel geweest wat betreft de plek van werkzaamheid. Zo vertrekt zij in 1930 vanuit Amsterdam naar Arnhem om daar te gaan werken. In 1934 vinden wij haar vervolgens aan het werk in de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornse Bosch. Op 5 juni 1934 staat zij vermeld de Nieuwe Apeldoornsche Courant dat zij verhuisd is van Haarlem naar Apeldoorn het adres Zutphense straat 106 in Apeldoorn. Dit is ook het adres van de inrichting waar zij dus een van de inwonende verpleegsters is. Vanaf 1936 tot het begin van de oorlog woont zij weer in bij haar ouders en staat dan geregistreerd als “particulier verpleegster”. Ook de bij het ouderlijk huis inwonende Jozefina Komet en Els Oppenheimer en haar op de Bakenessergracht wonende schoonzus Elisabeth Dingsdag zijn verpleegsters.
Samen met haar broer George Dondorp, zijn echtgenote Elisabeth Dingsdag en Jozefina Komet kiest Margaretha direct na de capitulatie voor de Duitsers, voor zelfmoord door gasverstikking. In de ochtend van 16 mei wordt het viertal gevonden op het adres Bakenessergracht 38: de woon- en werkplek van het echtpaar Dondorp-Dingsdag. Margaretha is begraven op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamsevaart.
Gevlucht in de dood 16 mei 1940.
Zij werd 33 jaar.
Paspoortfoto van Jozefina Komet
JOZEFINA KOMET
14 september 1905 (Kolomya, Oekraïne) – 16 mei 1940 (Haarlem)
Vredenrijkstraat 11
Jozefina is een dochter van Ester Komet, geboren op 14 september 1905 in Kolomea - nu Kolomiya in Oekraïne - in Oostenrijk-Hongarije. Jozefina’s moeder (1888-4 december 1914) overleed in het psychiatrisch hospitaal Kulparkow, vlakbij Lemberg (nu Lviv) en zij werd begraven op de joodse begraafplaats van Zniesienie. Zij was in of voor 1914 gescheiden.
De eerste keer dat Jozefina na haar geboorte weer opduikt in een document is haar registratie als verpleegster in het joodse oude mannen- en vrouwenhuis, tevens ziekenhuis, gevestigd op het adres Nieuwe Kerkstraat 135 in Amsterdam. Daar werkt zij als verpleegster van 5 juni 1924, komende vanuit Haarlem, tot 27 november 1930. Op die laatste datum keert zij terug naar Haarlem en gaat daar werken in het Sint Elisabeth Gasthuis of Groote Gasthuis. Op 30 maart 1939 gaat zij in Haarlem inwonen bij het echtpaar Dondorp en hun dochter Margaretha, die net als zij verpleegster is.
Volgens een aantekening in het register van de Nieuwe Kerkstraat zou zij in 1934 naturalisatie tot het Nederlanderschap hebben aangevraagd. Volgens een aantekening op haar persoonskaart is zij op 22 december 1938 inderdaad Nederlands staatsburger geworden. Volgens een getuige van haar overlijden, Hendrik Dirk Brauckmann, zou Jozefina naast een Nederlands paspoort ook in bezit zijn geweest van een visum voor de Verenigde Staten.
Na de capitulatie kiest zij samen met Margaretha, Margaretha’s broer George en diens echtgenote Elisabeth Dingsdag, wonende Bakenessergracht 38, op 16 mei 1940 voor zelfdoding. Haar overlijden wordt vastgelegd op haar persoonskaart, gedateerd 16 mei 1940, door de arts P.A. Heeres. Jozefina is begraven op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamse vaart. In september 1940 zet de curator Julius Hoog advertenties in verschillende dagbladen omdat hij ten behoeve van de afwikkeling van haar nalatenschap op zoek is naar familieleden van haar.
In de dagen voor en na de capitulatie deden verschillende anderen in Haarlem een al dan niet geslaagde poging tot zelfdoding in Haarlem. De meesten waren inwoner van Haarlem maar anderen kwamen van elders, bijvoorbeeld in de ijdele hoop van een tijdig vertrek via IJmuiden.
Behalve Jozefina Komet, woont ook de joodse verpleegster Ella Sara (‘Els’ en ‘Zus’) Oppenheimer (geb. Oss 1904, dochter van Elkan Oppenheimer en Lina Landau) twee keer een aantal maanden in op het adres Vredenrijkstraat 11: in 1939 tussen 15 september en 7 november en opnieuw tussen 25 mei 1940 en 31 januari 1941. In de jaren 1920, ’30 en ‘40 werkt zij als verpleegster zowel in Haarlem als in Amsterdam, Apeldoorn (psychiatrisch ziekenhuis Het Apeldoornsche Bosch waar zij in 1935 voor het diploma psychatrisch verpleegster slaagt) en Amersfoort (Militair Hospitaal).
Tussen 1927 en eind juni 1933 werkt Els in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam. Het is waarschijnlijk dat Els Oppenheimer en Jozefina Komet daar voor het eerst met elkaar kennismaakten. Zeker werkte Els daar samen met Paulina ‘Pien’ Mok en samen met Pien meldde zij zich in 1929 aan als aspirant-lid van de Nationale Bond van Verplegenden.Els is langere tijd ‘gesperrt’ geweest (vrijgesteld van transport) vanwege haar verpleegstersfunctie, maar op 2 maart 1943 komt ook zij terecht in Westerbork.
Mogelijk heeft zij in Westerbork haar beide broers en hun echtgenotes nog gezien. Broer Leo Oppenheimer verblijft vanaf november 1942 langere tijd in Westerbork. Hij gaat in juli 1943 op transport naar Sobibor. Direct na aankomst is hij vermoord. Broer Felix verblijft tussen 17 september en 16 november 1943 in Westerbork alvorens op transport te gaan naar Polen. Zijn dood is vastgesteld op uiterlijk 31 maart 1944. Deze Felix woonde in 1942 nog in Amsterdam en had daar het atelier “Felix’. Bij hem konden joden voor vertrek naar Westerbork hun rugzakken en andere bagage laten beschilderen ‘volgens voorschrift’: ‘voor spoedgevallen in drie uur gereed’. Tevens verkocht hij merkbanden voor kleding en dekens.
Els verblijft tot het einde van de oorlog in Westerbork en heeft daar als verpleegster een relatief beschermde status. Mogelijk heeft zij daar ook contact gehad met Pien Mok die tussen september 1943 en september 1944 in Westerbork verbleef en daarna de bevrijding meemaakte in Theresienstadt. Els wordt in Westerbork door de geallieerden bevrijd. In oktober 1947 vertrekt zij als emigrant met de Fairisle vanuit Rotterdam naar de VS, misschien in navolging van Pien Mok die enkele maanden eerder dezelfde oversteek maakte. In de jaren 1950 woont Els met haar echtgenoot Richard van Eenige in San José, Californië.
Gevlucht in de dood op 16 mei 1940.
Zij werd 34 jaar.
Bronnen: CBG (persoonskaart Jozefina Komet, aktenr. 739); https://forgottengalicia.com/the-lost-jewish-cemeteries-of-lviv/; Lucas Ligtenberg, Mij krijgen ze niet levend: de zelfmoorden van mei 1940 (2017); E. Vink, Boter op het hoofd. Gemeenten en eigendommen van joden binnen het werkgebied van de voormalige Joodse gemeente Zaltbommel… (Zaltbommel 2023) p. 271. En Henk Duits.